Aderlaten: afnemen van een hoeveelheid bloed
Allogeen: met cellen die niet van de patiënt zelf zijn
Anemie: bloedarmoede veroorzaakt door te weinig rode bloedcellen
Beenmerg: sponsachtige, rode substantie die zich in het binnenste van beenderen bevindt, met name in bekken, borstbeen, ribben en ruggenwervels
Beenmergaspiratie: zie beenmergpunctie
Beenmergbiopt / beenmergbiopsie: afname van bot met beenmerg uit de bekkenkam voor microscopisch onderzoek
Beenmergpunctie: afname van vloeibaar beenmerg uit de bekkenkam of uit het borstbeen voor microscopisch onderzoek
Beenmergtransplantatie: op genezing gerichte behandeling voor MF patiënten waarbij het beenmerg van de patiënt wordt vervangen door beenmerg van een geschikte gezonde donor. In het beenmerg van de donor zitten gezonde bloedstamcellen die zorgen voor nieuwe (gezonde) bloedcellen
Bekkenkam: rand van het bekken, dat zich tussen beide heupbeenderen bevindt, waaruit beenmerg kan worden afgenomen
Bindweefsel: lichaamsweefsel dat dient tot verbinding en steun van andere weefsels en dat voornamelijk bestaat uit verschillende typen vezels
Bloed: in het lichaam circulerende vloeistof die onder andere voedingsstoffen, zuurstof en afvalstoffen door het lichaam transporteert en die bestaat uit trombocyten (bloedplaatjes), erytrocyten (rode bloedcellen), leukocyten (witte bloedcellen) en plasma-
Bloedarmoede (anemie): gebrek aan rode bloedcellen of hemoglobine dat gepaard gaat met bleekheid en vermoeidheid
Bloedcellen: cellen die zich in het bloed bevinden, namelijk trombocyten (bloedplaatjes), erytrocyten (rode bloedcellen) en leukocyten (witte bloedcellen)
Bloedplaatjes: kernloze bloedcellen die een essentiële rol spelen bij de bloedstolling
Bloedstolling: proces waarbij het bloed overgaat van vloeibare naar vaste vorm, waarbij het hard wordt
Botbiopsie: zie beenmergbiopsie
CALR-gen mutatie: mutatie in het DNA dat codeert voor het calreticuline eiwit en kan leiden tot ET of MF
Cardiovasculaire risicofactoren: factoren die het risico op hart en vaatziekten vergroten, zoals aderverkalking, diabetes, hoog cholesterol etc.
Celgroeiremmende middelen: middelen die de deling van cellen remmen, en zo de woekering in het beenmerg en het bloed kunnen verminderen
Cerebrovasculair accident (CVA) of beroerte: hersenbloeding of herseninfarct
Circulatie: de bloedsomloop
Coagulatie: bloedstolling
Corticosteroïden: chemische varianten van het lichaamseigen bijnierschorshormoon, die als geneesmiddel ontstekingsreacties kunnen onderdrukken, zoals prednison
CVA: zie cerebrovasculair accident
Cyanose: blauwverkleuring
Cytogenetisch: met betrekking tot de chromosomen
Cytoreductieve therapie: behandeling met celgroeiremmende middelen
Diagnose: vaststelling van de aandoening
Diagnosecriteria: vastgestelde normen waaraan de symptomen en onderzoeksresultaten moeten voldoen om tot een bepaalde diagnose te komen
Dry tap: het zeer moeilijk of niet opzuigbaar zijn van beenmerg bij een beenmergpunctie bij MF doordat de beenmergcellen vastzitten in het toegenomen bindweefsel in het beenmerg
DNA (deoxyribonucleic acid): molecuul dat in elke celkern aanwezig is en dat de genetische instructies bevat die nodig zijn voor de ontwikkeling en het functioneren van levende organismen zoals de mens
Echografie / echoscopie: beeldvormende techniek waarbij geluidsgolven worden gebruikt om organen, zoals de milt, in beeld te brengen in een echogram
Embolie: verstopping van een bloedvat, zie trombose
Erfelijk: door te geven van generatie op generatie door een specifieke samenstelling van de genen
Erytrocyten: rode bloedcellen
Erytromelalgie: brandende pijn in en roodverkleuring van voetzolen, tenen, handpalmen en/of vingers
Erytropoïese: aanmaak van erytrocyten
Essentiële trombocytemie (ET): MPN waarbij woekering in het beenmerg zorgt voor te veel trombocyten (bloedplaatjes) in het bloed
Essentiële trombocytose: zie essentiële trombocytemie
Extramedullaire hematopoiese: bloedvorming buiten het beenmerg zoals bijvoorbeeld in de milt of lever
Flebotomie: aderlating
Fibrose: vorming van bindweefsel
Gen: stukje DNA dat fungeert als informatiedrager voor een specifieke erfelijke eigenschap in een cel
Genetisch: met betrekking tot genen
Genmutatie: verandering in de DNA code van een gen waardoor de functie ervan kan worden beïnvloed
Hb: hemoglobine
Hematocriet (Ht): verhouding tussen het volume van de erytrocyten (rode bloedcellen) en het totale bloedvolume
Hematoloog: medisch specialist die zich bezighoudt met afwijkingen van het bloed, de bloedvormende organen en de lymfeklieren
Hematopoiese: aanmaak van bloedcellen
Hemoglobine: ijzer bevattend eiwit in rode bloedcellen dat zuurstof transporteert en dat verantwoordelijk is voor de rode kleur van het bloed
Ht: hematocriet
Idiopathisch: met een onbekende oorzaak
IJzer: element in voeding dat nodig is voor zuurstoftransport door erytrocyten (rode bloedcellen) in het bloed
IMF: idiopathische MF, zie ook primaire MF
Immuunmodulerend middel: geneesmiddel dat de werking van het immuunsysteem beïnvloedt
Immuunsysteem: afweermechanisme dat indringers of veranderde eigen cellen bestrijdt
Infarct: gedeeltelijke of gehele belemmering van de bloedtoevoer resulterend in weefseldegeneratie
Internist: medisch specialist die zich bezighoudt met aandoeningen van de inwendige organen
JAK2 exon12: verandering in het DNA dat codeert voor het JAK2-eiwit op positie exon 12, dit leidt tot overactiviteit van het JAK2-eiwit
JAK2-remmers: nieuw type medicatie dat de activiteit van het JAK2-eiwit remt waardoor cellen minder delen
JAK2V617F: mutatie in het gen dat codeert voor het JAK2-eiwit, dat een belangrijke rol speelt bij de deling van cellen; de mutatie komt voor bij 95%, 50% en 50% van de patiënten met respectievelijk PV, ET en MF.
Kwaadaardig: gevaarlijk en schadelijk
Leukemie: kwaadaardige ziekte waarbij woekering van leukocyten met een abnormale vorm optreedt
Leukocyten: witte bloedcellen
Leukocytose: toename van het aantal leukocyten
Leukopenie: gebrek aan leukocyten
Lymfeklieren: zie lymfeknopen
Lymfeknopen: kleine organen die immuuncellen (lymfocyten) bevatten die een belangrijk onderdeel zijn van het immuunsysteem
Maligne: kwaadaardig
MDS: myelodysplastisch syndroom
Megakaryocyten: voorlopercellen in het beenmerg waaruit bloedplaatjes ontstaan
Megakaryopoïese: aanmaak van megakaryocyten
MF: myelofibrose
Migraine: eenzijdige hoofdpijn die in aanvallen optreedt, waarbij de bloedvaten
naar de hersenen zich verwijden
Miltinfarct: bloedsomloop in de milt is stilgevallen wat kan leiden tot heftige stekende pijnen
Miltvergroting: vergroting van de milt door toenemende bloedproductie aldaar als gevolg van afnemende bloedproductie in het beenmerg
MPD: myeloproliferative disease, zie myelo-proliferatieve neoplasmata
MPL: moleculaire receptor voor het eiwit trombopoëtine. In het gen dat codeert voor MPL is bij sommige MPN patiënten een mutatie gevonden
Mutatie: verandering in de DNA-code, zie genmutatie
Myelodysplastisch syndroom (MDS): een groep beenmergstoornissen waarbij de productie van bloedcellen ernstig is verstoord. Hierdoor ontstaan misvormde en niet goed uitgegroeide bloedcellen
Myelofibrose (MF): MPN waarbij door woekering van bindweefsel in het beenmerg steeds minder bloedcellen worden aangemaakt, zie ook IMF
Myeloïde: met betrekking tot het beenmerg
Myeloproliferatieve neoplasmata (MPN): ziekte waarbij goedaardige woekering van de bloedaanmakende stamcellen in het beenmerg optreedt
Myelum: beenmerg
Plasma: bloedplasma het vloeibare gele gedeelte van het bloed, bloedvloeistof zonder de bloedcellen
Pletorisch: overmatige roodverkleuring
Polycytemie: stoornis waarbij het gehalte aan rode bloedcellen in het bloed is verhoogd, wat resulteert in een te hoog hematocrietgehalte
Polycythaemia Vera (PV): MPN waarbij woekering in het beenmerg zorgt voor te veel erytrocyten (rode bloedcellen), letterlijk ‘veel bloed in aderen’
Prefibrotisch: voorafgaand aan vorming van fibrose
Proliferatie: woekering
PV: polycythaemia vera
Reticuline: type vezel dat voorkomt in bindweefsel en dat men onderzoekt bij fibrose optredend bij MF
Rode bloedcellen: door hemoglobine roodgekleurde kernloze bloedcellen die zuurstof kunnen vervoeren van de longen naar alle weefsels van het lichaam
Splenectomie: miltverwijdering
Splenomegalie: miltvergroting
Stamcellen: cellen die in staat zijn zich tot verschillende celtypen te ontwikkelen
Stamceltransplantatie: zie beenmergtransplantatie
Symptomen: alle ziekteverschijnselen die enige betekenis hebben voor de herkenning van een ziekte
TIA: transient ischemic attack, voorbijgaande neurologische uitvalsverschijnselen
Traandruppelcellen: erytrocyten (rode bloedcellen) met een afwijkende vorm die zeer kenmerkend is voor MF
Trombocyten: bloedplaatjes
Trombocytopenie: gebrek aan trombocyten (bloedplaatjes)
Trombose: stolselvorming